Buro MOVE streeft bij elke opdracht naar een duurzame synergie tussen mobiliteit en verkeer enerzijds en milieu, ruimtelijke ordening, economie en infrastructuur anderzijds.
Een project-m.e.r.-screeningsnota (PrMS) dient sinds 1 maart 2013 bij de bouwaanvraag voor projecten onder één van de rubrieken van bijlage III van het project-m.e.r.-besluit te worden gevoegd. Stadsontwikkelingsprojecten en industrieontwikkelingsprojecten vallen onder deze rubrieken. Een mobiliteitstoets als bijlage addendum E1 van de omgevingsvergunningsaanvraag (OVA), is in vele van deze gevallen aangewezen.
Mobiliteitseffecten en hun gevolgen voor lucht, geluid en trillingen maken veelal een belangrijk deel uit van Addendum E van de OVA.
De mobiliteitstoets mag worden opgemaakt door de initiatiefnemer of zijn architect, jurist, … zelf. Buro MOVE het document laten opmaken en ondertekenen, heeft echter volgende voordelen:
Vanaf 1 augustus 2018 is de socio-economische machtiging een deel van de omgevingsvergunning. Deze aanvraag wordt nu een omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten genoemd. De KH-aanvraag dient te worden opgemaakt voor de volgende kleinhandelsactiviteiten:
Addendum E1Ter: Mobiliteitstoets detailhandel. Dit addendum vult u in voor de projecten die niet onder de verplichting van een mobiliteitsstudie vallen (addendum E1bis).
Dergelijke mobiliteitsstudie kadert binnen het omgevingsdecreet, dat in werking trad op 1 januari 2018. Een mobiliteitsstudie dient daarom verplicht te worden toegevoegd als addendum E1bis in het kader van de omgevingsvergunningsaanvraag in volgende situaties:
Bovenvermelde mobiliteitsstudie is niet verplicht wanneer de mobiliteitseffecten al eerder werden onderzocht als onderdeel van een m.e.r.-procedure (plan-MER, project-MER of MER-ontheffing) of een verkavelingsvergunning.
Het volledig besluit van de Vlaamse Regering is terug te vinden via volgende link :
http://reflex.raadvst-consetat.be/reflex/pdf/Mbbs/2009/08/10/113925.pdf:
Een mobiliteitseffectenrapport of MOBER schetst mogelijke effecten op mobiliteit en verkeer in de ruime zin van geplande verkeersgenererende ontwikkelingen (winkelcentrum, kantorencomplex, uitbreiding van een industriegebied, residentiële ontwikkelingen, enzovoort… ) in een bestaande ruimtelijke omgeving.
In een MOBER worden ook aanbevelingen en maatregelen geformuleerd om alle mobiliteitsaspecten in goede banen te leiden. Die mobiliteitsaanbevelingen kunnen louter verkeerstechnisch zijn (aantal in- en uitritten, afslagstroken, regeling van verkeerslichten), maar kunnen ook een verschuiving van de modal shift beogen (aantal parkeerplaatsen beperken, bedrijfsvervoersplan opmaken, afstemming op het openbaar vervoer, fietsvergoedingen, …) Steden en gemeenten worden steeds meer en meer ‘ontvoogd’. Heel wat gemeentebesturen krijgen bijgevolg op het vlak van de ruimtelijke ordening meer en meer verantwoordelijkheid. Bouw- en andere vergunningen zullen zelfstandig mogen worden afgeleverd, zonder daarbij nog het gewestelijk niveau om goedkeuring te vragen. Het spreekt dan ook voor zich dat de rol en verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur in de hele MOBER-procedure nu al belangrijk is en in de toekomst alleen nog maar aan belang zal winnen.
Merk wel op dat de Vlaamse overheid ervoor gekozen heeft om in haar regelgeving de term ‘mobiliteitsstudie’ te hanteren voor wat in het vakdomein meestal omschreven wordt als MOBER.
Voor meer informatie met betrekking tot MER(-ontheffingen) wordt verwezen naar de officiële website van het Departement OMGEVING van de Vlaamse Overheid. Hieronder alvast de essentie.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een juridisch-administratieve procedure waarbij, voordat een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma’s) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd.
De achterliggende grondgedachte suggereert dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te ondervangen en bij te sturen. Het principe is eigenlijk eenvoudig: eerst denken en dan doen. Zo laat de milieueffectrapportage toe daadwerkelijk een preventief milieubeleid te voeren.
Een initiatiefnemer, zowel een particulier als een overheidsorganisatie, die een m.e.r.-plichtige activiteit wil ondernemen, laat op zijn kosten en onder zijn verantwoordelijkheid het milieueffectrapport opstellen door een werkgroep van deskundigen in verschillende disciplines, het zgn. team van deskundigen. De betrokkenheid van onafhankelijke, erkende deskundigen moet de wetenschappelijke waarde en de objectiviteit van het MER waarborgen.
Deze werkgroep omvat, volgens de m.e.r.-besluiten van 1989, twee reeksen van deskundigen:
Deze tweede reeks van deskundigen zijn door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, erkend voor één of meerdere van de volgende disciplines:
Eveline Staelens werd erkend in de discipline ‘Mens’, deeldomein mobiliteit.
Via volgende linken vindt u een lijst van de MER-plichtige projecten (Bijlage I) en de projecten waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot MER-ontheffing (Bijlage II) kan indienen. Uit Bijlage II, categorie 10 (Infrastructuurprojecten) worden hierbij punten a) en b) toegelicht :